Leestijd:

Reading Progress:

‘Alles kan poëzie zijn’, van de hak op de tak door het youtube-universum van jazz en poëzie

Geplaatst op 20 augustus 2020

Leeswaarschuwing: dit stukje zal waarschijnlijk weinig belangstellenden trekken.

Daarnaast: als auteur spring ik zo nu en dan van de hak op de tak. ‘Net zoals je doet in het echte leven’, merkte Remco (van der Kruis) snedig op. Ik ga in dit verhaaltje gewoon wat associëren en toon wat jazzy voorbeelden. Verre van compleet. Alsof je voor een platenkast staat en daar lukraak wat schitterende jazzplaten uit trekt, alleen al vanwege de fraaie hoesontwerpen. Klik op de youtube-linkjes om de muziek te horen. Laten we beginnen met een gedicht dat inmmidels is verworden tot een klassieker in de vaderlandse poëzie.

De combinatie tussen jazz en poëzie, zo nu en dan levert dat een interessante combinatie op. Aan het begin van de vorige eeuw waren er dichters die zich lieten inspireren door de opkomende jazzmuziek. Vele jaren later ontstond het verschijnsel jazz & poetry. De Dordtse dichter C. Buddingh’ (1918-1985) liet zich voor zijn bundel ‘West Coast’ inspireren door de platen die hij veelvuldig beluisterde.
In 1959 verscheen die bundel ‘West Coast’ van C. Buddingh’, met illustraties van beeldend kunstenaar Bouke Ylstra. De titels van de gedichten waren allemaal ontleend aan jazzcomposities. Zoals

NIGHTS AT THE TURNTABLE

vogeltje luister

wij moeten jou
niet meer

wij hebben gerry shorty en bud
chet en lennie en dave

heus de wereld is meer veranderd
dan de onderwijzers wel denken

nachtegaaltje ga maar slapen
op de grafsteen van johnnie keats

C. Buddingh’ 1959 (uit ‘West Coast’)


Misschien verwijst C. Buddingh’ in dit vers wel naar ‘De Nachtegalen van J.C. Bloem, uit 1950. Mijmerend over het leven, waarin weinig geluk voor hem was weggelegd, troostte de dichter zich met het gezang van de nachtegalen:


DE NACHTEGALEN

Ik heb van ‘t leven vrijwel niets verwacht,
‘t Geluk is nu eenmaal niet te achterhalen.
Wat geeft het? – In de koude voorjaarsnacht
Zingen de onsterfelijke nachtegalen.


Buddingh’ stelt in zíjn gedicht vast dat zulke odes aan dat soort vogelkens eind jaren vijftig wel zo’n beetje klaar zijn. Hij noemt de voornamen van jazzmusici die de moderne tijd aankondigen, zoals Gerry Mulligan en Chet Baker. De wereld is veranderd en dat mogen we weten. Dus dat nachtegaaltje mag lekker gaan dutten op de grafsteen van John Keats (1795-1821) die overigens óók een ode aan de nachtegaal schreef.
‘In principe kon alles thema voor het gedicht zijn’, vertelde C. Buddingh’ in een interview. ,,Alles was poëzie voor mij. En ik schreef over alles.”

Die jazzgedichten zijn in 2019 nog eens gepubliceerd in ‘West Coast Revisited’, waarin journalist John Schoorl een verband legt tussen de jaren vijftig-dynamiek van de jazz, in relatie tot de huidige West Coast-jazzgeneratie. Budding’-biograaf Wim Huijser verhaalt over de invloed van jazz op de poëzie van Buddingh’, en Eva Roefs fotografeerde enkele jonge jazzmusici. Voor Buddingh’ zelf vormde de poëzie van ‘West Coast’ een stap in een nieuwe richting.


SALT PEANUTS

ergens diep in mij
is geen vuur meer, geen ijs, geen fondant,
alleen een enorme vlakte,
kaal, zonder één geluid, van hier
tot alpha centauri en terug –
daar lig ik in een onopgemaakt bed
en staar met mijn lege ogen
naar het lege, zwarte niets

soms lach ik en eet een handje pinda’s

wie maakt mij wat?

C. Buddingh’ 1959 (uit ‘West Coast’)


‘Salt Peanuts’ is een compositie van Dizzy Gillespie uit 1942. Hier zie je hem in actie met zijn orkest. Uit de tijd dat bigbands nog populariteit genoten. Misschien liep er tijdens zo’n optreden wel een ‘pindamannetje’ met zo’n bakkie op z’n buik door de zaal, die zijn ‘lekka lekka pinda pinda’ – voor slechts een paar cents – aanprees.
De uitgave van Schoorl, Huijzer en Roefs is een moedige poging de relatie tussen Buddingh’s poëzie en zijn liefde voor jazz te duiden. Hoewel ik mezelf min of meer tot liefhebber van Buddingh’ mag rekenen (zijn uitspraak ‘alles kan poëzie zijn’ spreekt me aan), zijn de gedichten uit ‘West Coast’ toch niet helemaal mijn kopje thee. Nee, neem dan bijvoorbeeld het gedicht ‘Zo is het maar net’, van deze onbekende dichter, op sax begeleid door saxofonist ‘Pokon De Bie’:

De invloed van jazz die je soms bij Lucebert vindt, of bij Simon Vinkenoog (vooral qua ritme) leveren net iets interessantere teksten op. Bijzonder is ‘Stem uit de groef’, waar een gedicht voorgedragen door een jonge Vinkenoog van een fijne groove is voorzien door Spinvis.


Grasduinend door het muzikale landschap dat YouTube heet denk ik terug aan begin jaren zeventig van de vorige eeuw, toen bohémien-artiest Ramses Shaffy een plaat maakte met het Trio Louis van Dijk. De chansons ontstonden ter plekke in de studio.
Louis van Dijk: ,,De stukken op ‘Wij zullen doorgaan’ zijn denk ik allemaal ter plekke, in de studio ontstaan. Het ging in ieder geval allemaal heel snel. We kwamen binnen, Ramses speelde wat voor en dan schreven wij koortsachtig wat dingen op. Soms vroeg ik hem dan om de eerste regel nog een keer te spelen, maar meer ook niet. Mij staat bij dat het allemaal in één nacht ontstaan is. We hadden in ieder geval praktisch niets voorbereid.” Het album ‘Wij zullen doorgaan’ was het resultaat, met gloedvolle, jazzy liedjes. Zoals het geestige ‘Waar is mijn Picasso’:


Al improviserend stuitte ik op een zangeres genaamd Sisu Lustig Häntsche, begeleid op elektrische gitaar door Claus Mohr. Een prachtige fusie tussen poëzie en jazz. ‘I’ve a pain in my head’ is het zinnetje dat telkens wordt herhaald. De gitarist legt de juiste akkoorden op de juiste plaats.

https://www.youtube.com/watch?v=Ae-6RzL_CRA


Qua jazzpoëzie is Paul van Ostaijen (1896-1928) natuurlijk zo’n beetje de koning-keizer-admiraal. Het is dan ook niet toevallig dat Remco Campert zich voor zijn eigen poëzie heeft laten beïnvloeden door de Vlaming. Met het ensemble van Benjamin Herman maakte de vermaarde dichter in 2007 het album ‘Campert’, waarvan ‘Lamento’ een van de hoogtepunten vormt. Er valt kortom heel wat te vinden in het kader van jazz & poëzie. Hopelijk is het op de een of andere manier mogelijk die combi ook op de podia te blijven brengen.

PAUL LIPS

Naschrift: Ooit was Haarlem een soortement van jazzstad. Er woonden jazzmuzikanten, er traden jazzmuzikanten op en aan het Groot Heiligland was zelfs een heuse Haarlemse Jazz Club. En er was een festival: Haarlem Jazzstad. Steevast zo half augustus, dus dat bracht heel wat volk op de been. Jazzminnenden, maar ook veel Haarlemmers die gewoon voor de gezelligheid naar de grote tent op de Grote Markt kwamen. Na 2010 werd steeds lastiger om dat jazzfestival overeind te houden. Een Haarlemmer wierp zich op om de organisatie op zich te nemen. Nu heet het jaarlijkse festival Haarlem Jazz & More. Met de nadruk op ‘more’. Popmuziek, geafficheerd als ‘jazz’. Immers, de bierpomp moet tappen. Het dondert niet. De jazzliefhebbers zijn al lang afgehaakt. Gelukkig is er in Haarlem altijd nog podium De Pletterij waar van tijd tot tijd geïmproviseerde muziek te horen is. En dwars door de zaal van De Pletterij heb je van die palen die het zicht op de artiest ontnemen, zoals je die ook kon vinden in de grote tent van weleer op de Grote Markt tijdens HJS.
Dus ook zonder Haarlem Jazz & More (het totale non-jazz gebeuren op de Grote Markt) valt er van geïmproviseerde muziek te genieten in de Spaarnestad. Zoals Haarlem Jazz & More anno 2020 verloopt – overigens alle begrip voor lastige omstandigheden – kunnen we het missen als kiespijn.

We stellen jouw beoordeling op prijs.

Klik op een ster om dit artikel te beoordelen

Gemiddelde waardering: 0

Tot nu toe geen stemmen! Wees de eerste die dit bericht waardeert.

Het spijt ons dat dit artikel niet aan jouw wensen voldeed!

Laten we dit artikel verbeteren!

Vertel ons hoe we dit artikel kunnen verbeteren?

6 Reacties

  1. Jan Zwetsloot

    Mooi stuk, fijn geschreven. Jazz en poëzie, je blijft er makkelijk op drijven.

    Antwoord

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vergelijkbare artikelen

Pin It on Pinterest

Share This