Gaandeweg de albumpresentatie maakt Sophia Maria Kienhuis een achterwaartse molenwiek-beweging met haar rechterarm.
Het doet me ergens aan denken. De uitleg volgt verderop in dit verhaal.
De regen tikt op de partytent, zaterdagavond, in de bosrijke omgeving van Overveen. Autonoom Danseres Sophia Maria Kienhuis viert haar dertigste verjaardag met een feest. Een feest met diverse optredens, en een cd-presentatie door Sophia zelf, en haar oom Fred Kienhuis op gitaar. ‘Flower Of Hope’ heet de plaat.
In het vroege voorjaar hoorde ik van Sophia Maria Kienhuis. Ze trad op tijdens ‘To be and not to be’, de tweede Koresteijn-manifestatie op landgoed Leyduin, en tijdens de Vijfhoekkunstroute, in de tuin van het Proveniershof. Ze noemt zich Autonoom Danseres. Een prachtige titel, die zelfbewustzijn en onafhankelijkheid uitstraalt. ,,Iedereen mag me voor gek verklaren, maar ik wil het leven groots en meeslepend vieren”, zegt ze.
De reacties op haar optredens zijn enthousiast. Daar zit een gevaar in. Voor dat je het weet ben je gebombardeerd tot een wonderkind waarvan wordt verwacht dat alles wat je aanraakt in goud verandert. Mijn indruk is dat zoiets bij Sophia Maria wel los zal lopen: ze beschikt over genoeg relativerende humor om een teveel aan loftuitingen de baas te blijven. En ze is een zwartkijker, net als haar oom. Die oom, Fred Kienhuis, is een verhaal apart.
Eind jaren zeventig, begin jaren tachtig schoten de punk en new-wavebands als paddenstoelen uit de grond. De een had de naam Jesus and the Gospelfuckers, een andere groep noemde zich the World War Rockers. Fred Kienhuis was de springerige frontman. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de Neo Punkz maakte World War Rockerz muziek in de stijl van The Clash: maatschappijkritisch, cynisch, maar niet zwartgallig. De beste bezetting was naar mijn idee die met Kienhuis op zang/gitaar, Ad Sandtke (bas) en Pablo (Stijn de Jong), drums. In die periode keek Kienhuis een kunstje van Pete Townshend van The Who af, en dan met name de molenwiek-beweging van de rechterarm. ‘Hij lukte meteen’, verklapte hij in een Oor-interview.
In onderstaand clipje zie je iets terug van de energie die de band kenmerkte (hier weliswaar in een wat gewijzigde bezetting).
Midden jaren tachtig werd World War Rockers ontbonden. De naam strookte niet langer met de ambities van Kienhuis (met name in Duitsland zou zo’n naam gemengde gevoelens opleveren) en het roer ging om. The Jack Of Hearts werd de nieuwe formatie, thuisbasis werd Amsterdam en de groep maakte deel uit van de zogeheten ‘Amsterdamse Gitaarschool’, waar ook Fatal Flowers en Claw Boys Claw toe werden gerekend. In die periode heb ik Fred Kienhuis nog eens geïnterviewd, in het oorspronkelijke ouderlijk huis aan de Muiderslotweg te Haarlem-Noord. Professioneel muzikant worden was zijn droom. Hij werkte er hard aan om die droom waar te maken. Bruce Springsteen en Elvis Presley werden de nieuwe helden bij wie de inspiratie werd verkregen.
Hoewel er door The Jack Of Hearts een succesje werd gescoord met de plaat ‘Blue’, brak de band niet door. Ik herinner me een bericht uit kringen van – met elkaar bevriende – Amsterdamse musici, die Kienhuis ’s nachts beneveld uit de goot visten, en netje thuis afleverden. In die dagen ging het niet zo goed met hem.
Dat was toen.
Zaterdagavond 5 september. In de tuin van een prachtig landhuis te Overveen worden versgebakken hamburgers weggehapt en glazen alcohol genuttigd. Diverse schrijvers en dichters hebben dan al een optreden gedaan in de tuin, waar aanvankelijk nog een zonnetje te zien was. De lucht is inmiddels grijs.
Hoofdmoot van het festijn is de albumpresentatie van ‘Flower Of Hope’, de plaat (gelimiteerde oplage) die gemaakt werd door Sophia Maria Kienhuis en Fred Kienhuis. Ter introductie stelt het duo elkaar enkele vragen in het Engels, onder het motto: ‘How did we get here?’
Sophia Maria Kienhuis beschouwt zichzelf niet zozeer als een zangeres, erkent ze. ‘I’m not a singer. I do stuff’.
Met grote zorg werden de nummers voor de cd uitgekozen. ‘Alle Dertien Duister’, zou een mooie ondertitel zijn, verklaart Fred, ware het niet dat er acht nummers op de plaat staan. Het album gaat gepaard met een boekje, met daarin teksten van ‘the state of mind’ van Kienhuis & Kienhuis uit de periode waarin ze de opnamen maakten. Gedichten, tekstflarden, overpeinzingen. Zoals dit gedicht:
De Vriendschap
Hey, Fred!
Vriend!
Hier is een mes
Voor in je rug
Wacht!
Doe geen moeite
Ik steek het er wel in
De dichter Jan Arends (1925-1974) zou zich van plezier omdraaien in zijn graf, als hij zulke regels zou kunnen horen.
Het optreden begint met een flardje ‘Happy House’ (Siouxie and the Banshees), waarna het aanwezige publiek een mooi staalkaart krijgt voorgeschoteld van wat dit duo te bieden heeft. Songs als ‘Passion of lovers’ (Bauhaus) tegenover het lichtvoetige Madonna-deuntje ‘Borderline’, geschreven in onvervalste meidenpop-stijl.
Mooi om te zien hoe Fred Kienhuis ingenieus gebruik maakt van zijn effectapparatuur, inclusief ‘loops’. Ook het prachtige twang-geluid (veroorzaakt door de tremolo-hendel) geeft de begeleiding een fraai ruimtelijk effect. Sfeervol is de vertolking van de murder-ballad, die geschreven werd door Nick Cave, en die hij opnam met Kylie Minoque: ‘Where the wild roses grow’.
On the third day he took me to the river
He showed me the roses and we kissed
And the last thing I heard was a muttered word
As he knelt above me with a rock in his fist
On the last day I took her where the wild roses grow
She lay on the bank, the wind lied as a thief
And I kissed her goodbye, said “All beauty must die”
And I lent down and planted a rose between her teeth
Op het moment dat het duo het slotnummer ‘Take this Waltz’ (Leonard Cohen/F. Garcia Lorca) inzet, begint het te regenen.
Het past precies.
PAUL LIPS
0 reacties