Marius Jaspers (eigen foto)
‘Dagklad – de Haarlemse jaren’ is een verzameling van een aantal columns die oud-Haarlemmer Marius Jaspers verzamelde in een toch nog fors uitgevallen boek, dat op zondag 26 september wordt gepresenteerd. Ooit begonnen uit baldadigheid, maar gaandeweg ontpopt tot meester van de observatie, kleinsteedse amuses, klinische observaties en ijle impressies, zoals hij ze zelf noemt. Voor deze gelegenheid slaan journalist Paul Lips en postbode/zanger/gitarist/dichter PM Delèfre de handen ineen.
door Paul Lips en PM Delèfre (cursief)
Wij Haarlemmers houden van tradities. Zoals die Damiaatjes, die elke avond tussen 21.00 en 21.30 uur hun getingel laten klinken. Ting Tang Tang! Als het goed is een half uur, mits ze niet enkele minuten eerder eindigen en/of de tweede Tang zachter klinkt als de eerste Tang. Haarlemmers houden van dat ritueel. Haarlemmers kunnen er niet zo goed tegen als vaste waarden ineens veranderen. Sommige Haarlemmers zijn er nog steeds ondersteboven van dat Dagklad-columnist Marius Jaspers en zijn Huisdichteres de stad hebben verlaten, om ergens neer te strijken in een of ander onbeduidend gehucht aan het water. Een rivier die niet de naam ‘Spaarne’ draagt, maar ‘IJssel’.
Er was eens een plaatselijke krant. Een krant die jarenlang bekend stond als ‘kwaliteitskrant’ waar een knuffelbullebak de scepter zwaaide en waar een gedegen redactie zich als rokend en zuipend (dat laatste uiteraard ná de werkzaamheden) door het dagelijkse nieuws heen worstelde. Daar was op de dinsdagen die columnist, die zijn sporen in de jaren zestig reeds had verdiend als tekstdichter voor een lage-landelijk bekende troubadour, en wiens schrijfsels met veel liefde door Haarlemmers werd gelezen. Tot-ie de pijp aan Maarten gaf en veel te jong het tijdelijke voor het eeuwige verruilde. Natuurlijk kende de krant nog andere columnisten, maar die specifieke stijl van de Jonge Jacob-kapitein bleef toch nummer één. Er werden er een aantal verzameld in een handzaam boekje. Het gat dat ontstond werd aanvankelijk niet opgevuld. Marius trok de stoute schoenen aan en stuurde er een aantal naar de toenmalige chef stadsredactie. Zij ‘wist niet wat ze er mee aan moest’. Jaren later werd er een andere columnist aangesteld, met een geheel andere werkwijze en visie op de stad. Een gemiste kans bleek gaandeweg ‘steeds gemister’. Jaspers had natuurlijk een plek moeten krijgen in het dagblad. Desnoods in om-de-dagvorm. Maar aan de andere kant: dan hadden we dus nooit een Raarlems Dagklad gehad. Want wat een lol is het om die media-uiting te lezen. Is het of was het? De trouwe fans blijven zijn avonturen uiteraard op de voet volgen. Maar stilletjes verlang ik wel eens terug naar de scherpte, geestigheid én taalacrobatiek van Jaspers’ schrijfsels als er weer eens een dorpsrel uitbrak in het Haarlemse. Politieke brandhaardjes, stadsdichtersgedoe, Haarlems Dagblad-geleuter of andersoortige dorpsergernissen. Die zal je niet snel teruglezen in deze overigens schitterende bloemlezing, waarin zeker ook ruimte is voor iets meer filosofische en poëtische overpeinzingen.
Dat lijvige boek met als titel ‘Dagklad, De Haarlemse jaren‘, is prachtig vormgegeven door Christel Bouwmeester. Zondag 26 september is de presentatie, met zelfs drie wandelingen (12.00, 13.30 en 15.00 uur) waarbij de auteur zal voorlezen uit het boek. Let op: reserveren verplicht!
Was getekend: Paul Lips.
En nu geef ik de Haarlemse postbode/zanger-gitarist/dichter en ‘stadsagitator’ PM Delèfre het woord.
Marius Jaspers, ja die ken ik wel. Ik weet nog goed dat ik hem en zijn geliefde Sylvia Hubers in de Toneelschuur (ja, Tonéélschuur!) ontmoette tijdens de inzegening van de zelfbenoemde eerste stadsdichter van Haarlem, George Moormann. Het was een koude decemberavond en Sylvia vroeg onderzoekend toen ze mij ontwaarde: ‘Delèfre?’
Waarop ik knikte. Van háár gedichten was ik immers reeds fan geworden. Ik denk dat we er toen wel eentje gedronken hebben. Maar altijd in het nette. Niet zoals tijdens die ene verjaardag op die bovenverdieping in de Van der Vinnestraat, waar een tweedehands boekverkoper annex drankorgel meende de heer Delèfre de maat te moeten nemen door te vragen van wat voor dichters hij dan wel zoal hield. Toen daar een – naar maatstaven van de vragende partij – onbevredigend antwoord op volgde – veegde de Utrechtse boekhandelaar (volkomen toeter, zoveel was duidelijk) vakkundig de vloer aan met de zingende en dichtende Haarlemmer, en smeet hem voor de voeten dat hij toch tenMINSTE ‘Reis naar het einde van de nacht’ van Céline gelezen zou moeten hebben. De tirade was van zulk een ongekend Ferron/Wiener-niveau dat ondergetekende er zelfs stil van viel. Als de drank is in de man, enzovoort. Zegt Delèfre, die enkel nog pleegt te drinken tijdens speciale gelegenheden en/of feestjes. En dat is dan weer vanwege een collega-dichter wiens schrijfsels er niet op vooruit pleegden te gaan na weer een bezoek aan de plaatselijke herberg (lees: Het Dronkemanshuisje). Ik heb het natuurlijk over Barend J. Cardoes, die zich inmiddels heeft ontpopt tot society-verslaggever van de weblog Spaarnestroom en in kennelijke staat (lees: volkomen lazarus) allerlei premières, vernissages en finissages afloopt. Als het maar iets met kunst te maken heeft. Cardoes (van oorsprong bollenkweker) is de man die wellicht min of meer de opengevallen plek van stadschroniqueur Jaspers kan innemen. Maar benaderen zal hij deze meester-columnist uiteraard nooit en te nimmer. Delèfre zegt: kópen dat boek! Ting Tang Tang!
Was getekend: PM Delèfre.
Presentatie ‘Dagklad, De Haarlemse jaren’ van Marius Jaspers, zondag 26 september 2021 (met drie wandelingen (12.00, 13.30 en 15.00 uur) bij de Kennemer Boekhandel, Kleverparkweg 3, Haarlem. ISBN 9 789464 371291
0 reacties