Van Haarlemmer Gustan Asselbergs verscheen onlangs de verhalenbundel ‘In een veilinghuis wordt niet gelezen’, waarin het draait om het doen en laten in en rond een veilinghuis en waarin Asselbergs zich zowel het lot van boeken als de daaraan verknoopte mensen aantrekt. Het curieuze is dat de eerste druk in no-time is uitverkocht. Een tweede druk is in voorbereiding.
door Paul Lips
Gustan Asselbergs is een creatieve Haarlemmer. Actief als slagwerkdocent en uitvoerend musicus, waarbij allerhande samenwerkingen, muzikale eigenzinnigheid en het fenomeen ‘improvisatie’ een rol spelen. Voor de inleiding van de vijf beschouwingen die ‘In een veilinghuis wordt niet gelezen‘ telt wist zijn uitgever de vermaarde historicus en schrijver Willem Otterspeer te strikken, die zich op gloedvolle wijze van deze taak heeft gekweten. ‘Veilinghuizen zijn stranden vol flessenpost, waar de zeedrift van eeuwen het verlangen van zwervers stilt’. Otterspeer verhaalt over ‘albuminedruk’, de sensatie van het voelen, verzamelen en bieden en de uiteindelijke vergankelijkheid der dingen. Met die bagage en de vooraf gelezen verhalen meld ik me op een mistroostige maandagochtend in de wijk Rosehaghe bij de Zijlweg, voor een gesprek dat zich afspeelt in het drumles-prieeltje van de auteur.
Een bijzondere plek, zo’n veilinghuis…
,,Inderdaad een plek waar je niet zomaar terecht kunt voor een corona-uitje, haha. Je zult er niet zo snel dagjesmensen treffen. Er zijn veilingen van allerlei soort. Veilingen met inboedels bijvoorbeeld, dat is meer de brocante-hoek. Het boekenveilinghuis of het kunstveilinghuis is natuurlijk wel de plek waar de echt geïnteresseerde verzamelaar komt. Daar is ook een financiële drempel. Je moet het er voor over hebben om die materiële spullen ter verzamelen en aan te schaffen. Of je hebt gewoon de handelaar.”
Je hebt zelf in zo’n veilinghuis gewerkt…
,,Ik had een voltijds-aanstelling en was lid van het team. Veilingmedewerker ben je dan. Je gaat dan leren beschrijven. Een heel lang leertraject voordat je zelfstandig kunt opereren. Daarvoor moet je heel veel visuele kennis opdoen. Van wat er is, waar het vandaan komt, wat de staat van iets zegt over het product. Een soort taxatie, meteen als je het boek openslaat. Je visuele geheugen uitbreiden.”
Kan iedereen dat leren?
,,Het werkt in je voordeel als je een geesteswetenschappelijke achtergrond of opleiding hebt. Talen zijn heel belangrijk. Als je boeken wil doen moet je gewoon goed in de talen zijn. Maar ook: een boekenmens zijn. Anders schiet het niet op, haha. Je moet wel een band hebben met datgene waar jou werk over gaat. De mensen die heel erg bezig zijn met tekeningen en schilderkunst die zijn helemaal maf van kunst. Ik had dus meer te maken met boeken, foto-albums, ansichtkaarten en dergelijke. Verder is het al doende leren. Je moet het spul adequaat kunnen beschrijven, en vervolgens goed neerzetten. Dat beschrijven doe je met behulp van handboeken.”
Een hele analoge manier. Ook voor de klanten. Tegenwoordig zoekt iedereen immers alles op via google…
,,Met die stap naar digitalisatie dreigen we de oorsprong, de bron kwijt te raken. Dat maakt mensen ook gemakzuchtig en lui. Ze denken dat ze zich alles maar kunnen toe-eigenen. Spullen die in een veilinghuis tevoorschijn komen die vergen wat inspanning. Je moet je weg weten, je moet je weg weten, je laten ‘inwijden’, om het maar even religieus te zeggen.”
En nu heb je dit boek geschreven. Het valt me op dat alles wat jij uitbrengt – of het nu gaat om muziek of om dit boekje – getuigt van een bepaalde zorgvuldigheid. Het is kortom geen ‘gelul’. Het gáát altijd ergens over.
,,Er wordt natuurlijk ontzettend veel geschreven en er is heel veel gepraat op papier. Als het om schrijven en om taal gaat dan probeer ik wel heel zorgvuldig te zijn. Er wordt immers ontzettend veel geschreven en uitgebracht. Stukken, stukken óver stukken en dáár weer stukken over. Meta-media. Daardoor dreigen dingen die er toe doén naar te achtergrond te verdwijnen. Maar juist die dingen die er toe doen, daar ligt mijn belangstelling. Ik voeg graag iets wezenlijks toe. Zo scherp en zuiver mogelijk.”
We praten over ‘nep’ en ‘echt’. Het werk van vervalsers en dat het voor het grote publiek kennelijk geen reet uitmaakt of een kunstwerk oorspronkelijk is of vals. Over de Mona Lisa-met-een-snor van Marcel Duchamp, shock-effecten en hoe vaak je zulke effecten opnieuw kunt bewerkstelligen. Hoe vernieuwers uiteindelijk ingelijfd worden in het systeem. Over het ervaren van kunst, echte ervaringen, zonder meteen een foto of selfie te maken. Over eerste drukken en typoscripten. Dat verhaal over dat sigarenkistje met originele getypte gedichten van Jan Arends, dat ooit geveild schijnt te zijn.
Jouw verhalen doen een beroep op de verbeelding. Je ziet die figuren als het ware rondschuifelen, daar in dat veilinghuis…
,,Heel veel mensen komen naar kijkdagen, maar je kunt je afvragen in hoeverre het nou echt om de inhoud gaat. Iemand checkt de status van een boek of dat het dat éne exemplaar is dat zijn of haar verzameling compleet maakt. En dan zie ik ineens iemand die in zo’n boek begint te lezen. Dat is vind ik dan wel weer grappig. Zelfs in een veilinghuis loop je altijd het gevaar dat je alleen maar met dingen bezig bent als objecten…”
,,Als je daar een aantal jaren werkt loop je het gevaar blasé te worden en draai je mee in dat hele mechanisme. Dat het je niet meer verbaast dat eerste drukken van poëziebundels het pand verlaten. Ik schrijf in m’n boek over het verzamelde werk van dichter Martinus Nijhoff, en dat dat niet interessant is voor de veiling maar waarschijnlijk opgekocht gaat worden door een handelaar. Dat ik dan zie dat Nijhoff een gedicht van T.S. Eliot heeft vertaald: ‘The Love Song of J. Alfred Prufrock‘. Dan ontdek ik ter plekke hoe veel die Nijhoff blijkbaar heeft vertaald van andere dichters. Je kunt dan klagen dat die boeken weg moeten, maar dat laat anderen koud. Het gaat om spullen die je door je handen laat gaan. Maar eigenlijk gaat het natuurlijk om ménsenlevens. Mensen die kunst maken.
Die sensatie-ervaring had ik trouwens ook bij het manuscript van Bernlef van ‘Hersenschimmen‘ dat geveild ging worden. Dat mochten we even inkijken. Een schoolschrift eigenlijk. Op de rechterpagina de tekst en dan zie je daar allerlei doorhalingen en aanwijzingen bij. En dan links ruimte voor de auteur zelf om er suggesties bij te schrijven. Dan ben je zó dichtbij dat kunstwerk. Je ziet het procédé, een glimpse van de kunstzinnige activiteit.”
,,Bij eerste drukken van bijvoorbeeld poëzie is het van belang dat het onbeschadigd is. Anders is er altijd wel ergens een meer ‘gaaf’ exemplaar te vinden. Een tegen die boekwinkeltjes-aan-huis is niet op te boksen. Voor boeken is er langzaam aan wat minder belangstelling. Ik denk dat dat te maken heeft met de ‘ontlezing’. Ouderen hebben die interesse nog wel. Maar verder is er veel interesse in kunst. Die prijzen rijzen de pan uit. Kunstenaar Banksy heeft daar prachtig de spot mee gedreven, met dat kunstwerk dat zichzelf vernietigde op een veiling. Wat ik ook interessant vind zijn die zaken die er net tussenin zitten. Foto-albums, brievenverzamelingen enzovoort. Van die spullen waar het leven nog zo omheen hangt, zoals in het verhaal ‘Feldpost‘ of het verhaal ‘Chao Chow‘. Dat probeer ik in mijn boek te beschrijven. Dan doe ik ook echt onderzoek naar de verhalen. Dus ik ben eigenlijk niet geschikt als veilingmedewerker. Omdat het draait om het ‘zoveel mogelijk kavels’ in gereedheid brengen. Het liefst zou ik al die boeken lezen en fotoalbums uitgebreid doorbladeren.”
‘In een veilinghuis wordt niet gelezen’ is verschenen bij uitgeverij Fragment en kost 17,50. De tweede druk is inmiddels (24 februari) verschenen.
0 reacties