‘Poëzie in Haarlem, dat is een glaasje rode wijn en een blokje kaas’, stelde oud-stadsdichter George Moormann vele jaren geleden al vast. De waarheid als een koe. Verbetering is nauwelijks – uitzonderingen daargelaten – waar te nemen. Daarom raad ik vooral ook regionale dichters aan om zaterdag koers te zetten naar Theater De Liefde aan het Begijnhof, waar Jaap Boots zijn rock ’n roll-poëzie gaat voordragen en zijn gitaar meeneemt. Deejay Oscar (Smit) zal het geheel van een juiste soundtrack voorzien. Bambalam!
door Paul Lips
(foto Jaap Boots & DJ Oscar: Christa Romp)
Een recensie in twee delen beloofde ik u op 14 oktober jongstleden. Welnu, dit is deel twee. Uiteraard wil ik ook weer niet te veel prijsgeven van Jaap Boots‘ knetterende verzen, want u dient die bundel ‘Bambalam‘ uiteraard allemaal te kopen of cadeau te krijgen. Het eerste deel van dit verhaal kunt u hier lezen:
Het mooie van rock ’n roll is natuurlijk dat er van tijd tot tijd een muzikale deur wordt ingetrapt. Elvis deed het, vooral met ‘Heartbreak Hotel’, Bob Dylan deed het (met ‘Like A Rolling Stone‘). Bruce Springsteen deed het, met ‘Born To Run‘. Een journalist zou de legendarische regel ‘I’ve seen the future of rock ’n roll and its name is Bruce Springsteen’ optekenen. De rest is min of meer geschiedenis, ware het niet dat The Boss vele jaren later werd gespot op…. de Albert Cuyp!
Bij de haringkar. Daar kwam Jaap Boots zijn held tegen, in de regen. Zijn vader, zijn grote broer, zijn leermeester in de rock ’n roll. Zo valt het in elk geval te lezen in het gedicht ‘Ik kwam Bruce Springsteen tegen op de Albert Cuyp‘.
Er moet nog een foto van bestaan… geschoten door de man van de haringkar. ‘Maar toen ik de foto later terugkeek/zag ik alleen mezelf staan’, dicht Boots, achteloos verwijzend naar ‘De donkere kamer van Damocles‘ van W.F. Hermans. Een wonderlijk verhaal dat niemand gelooft, weet ook de dichter, poëticaal alweer onderweg naar zijn volgende levende legendes: Henry Rollins, Keith Richards, Nick Cave.
________________________________
Dit stukje tikkend valt het me opnieuw op dat het rock ’n roll-universum van Jaap Boots vooral bevolkt wordt door mannelijke helden. Waar zijn de Aretha’s, de Amy’s, de Patti’s, de Debbie’s, de Bonnie’s, de Dolly’s en de Tina’s? De Anoukjes en de Floortjes? En waar is Janis in dit verhaal?
Kwam het door die ene tekenleraar – die ene geweldige docent waarvan we er allemaal een hebben gehad – die kerel met zijn baard, versleten spijkerbroek, leren vestje en zijn pakkie zware shag, die in de ban van The Beats, Bukowski, Kerouac & Lucebert simpelweg even wat namen was vergeten, als ontbrekende bladzijden in een geschiedenisboek? Stof tot nadenken voor een volgende – enigszins inclusievere – bundel.
_______________________________
stel
je had wel
shakespeare hemingway bukowski
fante en dante
baudelaire en lorca
en laten we zeggen: paul theroux
o nee da’s niet zo’n goed voorbeeld
maar verder… had je dus de oude grieken
de grote romeinse denkers
en de russen uiteraard
tolstoj
tsjechov
majakovski
dostojevski
en je had uit ons kleine klotelandje
lucebert
slauerhoff
jeroen brouwers
bart chabot
jules deelder
en noem nog eens iemand
ha ha ja harry mulisch
nee die niet of toch wel?
maar goed dat had je dus állemaal
plus:
john coltrane
miles davis
charlie parker
lester young en monk
sinatra wil je d’r bij?
doen we d’r bij
(fragment: ‘Cultuur’, © Jaap Boots)
Dit gedicht ‘Cultuur‘ gaat nog veel verder en eindigt met een schitterende knal, waar de Halve Zoolstra’s van deze wereld nimmer weet van zullen hebben. Wie weet draagt Jaap Boots zijn gedicht ‘Cultuur‘ wel voor, zaterdagavond 4 februari in Theater De Liefde. Aanvang 20.30 uur. Featuring DJ Oscar. Goede poëzie, te horen in Haarlem. Als ik er niet al heen ging, zou ik er heen gáán. Ik zie u graag komende zaterdagavond.
Wat een mooi stuk weer Paul, dank