Gerrit Berckheyde en Jacob van Ruisdael. De weergaloze werken van deze kunstschilders springen er voor mij uit bij de tentoonstelling ‘Blik op Haarlem’ die momenteel nog te zien is in het Frans Hals Museum aan het Groot Heiligland. Berckheyde vanwege zijn stadsgezichten, Ruisdael vanwege zijn romantische landschappen waarin de skyline van Haarlem nooit ver weg is. Overigens gaat de tentoonstelling verder in het ABC Architectuurcentrum onder de titel ‘Blik op Haarlem – zand, water, vest, stad’. Daarover later meer. Eerst over wat er te zien is in het Frans Hals Museum: het zeventiende-eeuwse stadsgezicht en landschap. Een prachtig gecomponeerde en vormgegeven expositie.
door Paul Lips
Het is natuurlijk verheugend om te merken dat het Frans Hals Museum voor het eerst de samenwerking is aangegaan met het ABC Architectuurcentrum dat er schuin tegenover ligt. Want hoe leuk is het als Gabriël Verheggen van het ABC en zijn team de Spaarnestad juist vanuit andere gezichtspunten kan laten zien, inclusief de stedenbouwkundige ontwikkeling? Dat ze daar niet eerder op zijn gekomen, hoor ik u denken. Daarbij kan ik direct verklappen: beide tentoonstellingen zijn fantastisch om te bezoeken. Saillant detail: een scribent van de plaatselijke courant was kennelijk zó beduusd door deze samenwerking dat hij het ABC Architectuurcentrum volledig vergat te vermelden in zijn voorbeschouwing (die overigens nergens meer terug te lezen valt). Enfin, een volgende keer vast beter.
De tentoonstelling ‘Blik op Haarlem – Ruisdael, Berckheyde, Van Goyen‘ in het Frans Hals Museum is nog tot en met 7 januari 2024 te zien. De tentoonstelling in het ABC loopt tot 25 februari, dus daar zal ik apart iets over schrijven. Maar eerst moet me nog even iets van het hart. Immers, Haarlemmers zijn trots op hun ‘stadje’. Fier Haarlem. Dagelijks worden we op social media overspoeld met foto’s van Haarlem, vooral in groepen als ‘Je Bent Een Haarlemmer Als‘. Maar ook zijn er inmiddels ontelbare expats die het vastleggen van vooral het centrum tot een fanatieke hobby hebben gemaakt. Telkens weer de bekende plaatjes van molen De Adriaan, de Gravestenenbrug, de Grote Markt, De Grote of St. Bavokerk, het Teylers Museum en ga zo maar door. Deze fotografen zou ik willen aanraden de hier genoemde Haarlemse tentoonstellingen te bezoeken. Je kunt immers nooit genoeg van je woonplaats te weten komen. Het grappige daarbij is dat de kunstschilders van weleer het – letterlijk en figuurlijk – niet zo nauw namen met de waarheid. Zulks past eigenlijk ook wel een beetje bij Haarlem, neem het verhaal van de uitvinder van de boekdrukkunst of het bronzen eerbetoon aan Kenau Simonsdochter Hasselaer en Wigbolt Ripperda op het Stationsplein waar toeristen nog nèt niet eerbiedig bij neerknielen maar ondertussen niet doorhebben dat ze nogal in de maling worden genomen. Enfin.
Haarlem is en blijft natuurlijk een heerlijke stad (‘volmaekte stee’, zoals Samuel Ampzing al noteerde) om in te wonen, dat mag uiteraard dagelijks worden vastgesteld. Dichtbij de grote stad Amsterdam en eveneens dichtbij duinen, zee en strand. Met de overal bovenuit torende Bavo als vast herkenningspunt. De tentoonstelling in het Frans Hals Museum ontvouwt zich als een wandeling van buiten naar binnen. Via de Haarlemmermeer, de duinranden en stadspoorten langzaam maar zeker richting het centrum met de Grote Markt. Gerrit Berckheyde, Jacob van Ruisdael en Jan van Goyen vormen weliswaar de grote namen waaromheen de expositie is opgebouwd, maar evenwel zijn er talloze werken (zowel schilderkunstig als grafisch) van andere meesters te zien, vaak met verrassende invalshoeken.
Het Spaanse Beleg vormt een belangrijk ijkpunt in de geschiedenis. Het beleg begon in december 1572 en eindigde in juli 1573 met de overgave van Haarlem aan de Spanjaarden. Volgens een ooggetuige waren er 10.402 kanonskogels afgevuurd. Een bestorming mislukte, waarna het beleg begon. Ondanks Fier Haarlem werd de stad in de zomer tot overgave gedwongen. Spaanse soldaten zouden naar verluidt op ’t Sant (de latere Grote Markt) zelfs een potje hebben gevoetbald… met het hoofd van Wigbolt Ripperda.
Er bestaat een monumentale pen- en penseeltekening van Thomas Thomasz uit circa 1580 (jaren later dus) waarop het profiel van Haarlem te zien is vanuit het noorden vlakbij het Huis ter Kleef, waar opperbevelhebber Fadrique Álvarez de Toledo (Don Frederik) zijn domicilie had. Allerlei tenten en provisorisch opgetrokken rietgedekte hutjes (onderkomen van de Spaanse soldaten en hun gevolg) zijn op te prent te zien. Dat Huis ter Kleef liet Don Frederik overigens opblazen in 1573 om te voorkomen dat de geuzen zich in het kasteel zouden vestigen. Thomas Thomasz maakte in die jaren na de bezetting ook een stadsplattegrond die in 1590 in opdracht van het stadsbestuur werd uitgegeven. In het dagelijks leven was hij werkzaam als edelsmid, maar bekleedde ook ‘een aantal malen’ het ambt van burgemeester. Een voornaam figuur dus in het Haarlemse.
Alsof de bezetting niet genoeg was geweest legde de grote stadsbrand van 23 oktober 1576 een flink deel van de zuidelijke binnenstad in de as. Pas na die woelige jaren kon de Haarlem opbloeien en waren er vele kunstenaars actief. Ook in die zeventiende eeuw plachten Haarlemmers zich al flink op de eigen borst te kloppen. De zogenaamde heldendaden tijdens de Vijfde Kruistocht – waarin de Egyptische stad Damiate werd veroverd – uit 1219 werd breed uitgemeten op schilderijen en op een tien meter breed wandkleed, bestemd voor een kamer in het stadhuis. Daarnaast was het dominee en schrijver Samuel Ampzing (1590-1632) die in 1628 een lijvig boek publiceerde onder de titel ‘Beschrijvinge ende lof der stad Haerlem in Holland: in Rym bearbeyd‘, een loflied op de stad. Ondertussen hadden zich een het eind van de zestiende eeuw tal van Vlaamse vluchtelingen in Haarlem gevestigd, waaronder Carel van Mander, Frans Hals en bouwmeester Lieven de Key. Bierbrouwerijen en blekerijen kwamen tot grote bloei.
Reyer Claesz Suycker schilderde circa 1625/1630 een van de eerste gezichten op Haarlem waarop het silhouet van de Sint Bavo opduikt (zie afbeelding hierboven). Het is een ‘Gezicht op Haarlem vanuit het noorden‘, waarschijnlijk vanaf het oogpunt waar nu de Randweg kruist met de Kleverlaan richting Bloemendaal. Rechts op het schilderij is de ‘Delf te zien’ (thans de Delft genaamd), het in de late middeleeuwen gegraven afwateringskanaaltje dat overtollig water afvoerde richting het Wijkermeer. Drie wandelaars (twee zittend, een staand) bevolken het nog nauwelijks bebouwde land.
Het is overigens niet zo dat de schilders uit die periode de mogelijkheid hadden om de ezel op te pakken en met palet, verftubes en penselen even leuk langs de kant van de weg te gaan zitten om een landschapje vast te leggen. De knijpbare verftube werd pas in 1841 uitgevonden. Kunstenaars maakten schetsen (soms zeer gedetailleerd) en werkten die in het atelier uit.
Van Jan van Goyen (1596-1656) zijn ontelbare schetsen bekend. Van Goyen was vooral landschapsschilder- en tekenaar en was daarnaast zakenman, speculerend in tulpenbollen. Hij bezocht regelmatig allerlei Hollandse steden die hij vastlegde in prachtig waterrijke vergezichten. Van Goyen maakte ook een paar fraaie gezichten op Haarlem, onder meer dat uit 1646 vanaf het gezichtspunt Zuider Buiten Spaarne ter hoogte van de hofstede Oosterhout. Maar waar ik vooral van gecharmeerd ben is een schilderij uit 1634 getiteld ‘De Raakstorens en de Zijlpoort‘ (zie hierboven). De torens en een deel van de stadswal zijn te zien, met in de verte de Zijlpoort. Het is de plek waar de Brouwersvaart de stad in stroomde. Op de voorgrond is dat water te zien, compleet met zwemmende eendjes. Van Goyen heeft de vervallen toestand van de Raakstorens en de stadswal enigszins willen dramatiseren, maar het resultaat is niettemin fraai.
Het waren trouwens vaak rijke opdrachtgevers die kunstenaars de stad en haar omgeving lieten vastleggen. Zo zal er rond 1675 een opdrachtgever geleefd kunnen hebben die in kringen op het stadhuis verkeerde en belang had in de aanleg van de Leidse Trekvaart, die vanaf 1657 tussen Haarlem en Leiden stroomde (en die we nu nog kennen als de Leidsevaart). Op de tentoonstelling hangt dat geweldig imposante schilderij van Salomon Rombouts waarop het tolhek bij Heemstede te zien is met de vaart en in de verte Haarlem met de Grote Kerk. Bij dat hek moest je betalen om verder te reizen. Niet toevallig heeft zich bij dat hek een bedelaar gepositioneerd.
Vanaf de hoge duinen bij Bloemendaal hadden kunstenaars een uitstekend uitzicht over de stad en de directe omgeving. Zoals Jacob van Ruisdael (1628/29-1682) die afkomstig was uit een Haarlemse schildersfamilie. Van deze schilder is helaas geen enkel portret of zelfportret bekend. Wereldberoemd zijn echter zijn landschappen vol spannende wolkenluchten die gretig aftrek vonden. En dan niet bij Haarlemmers zelf, maar meer bij Amsterdamse kooplieden. ‘Haerlempjes’ worden ze genoemd, maar die benaming vind ik wat te weinig recht doen aan de virtuositeit van deze doeken.
Van Ruisdael had zich inmiddels in Amsterdam gevestigd toen hij rond 1660 begon aan een serie schilderijen waarop de bleekvelden en het silhouet van Haarlem met de Bavo te zien zijn.
In het leerzame boek dat de tentoonstelling begeleidt – ‘Blik op Haarlem, de stad verbeeld in de zeventiende eeuw‘ – van Norbert Middelkoop en Alexander de Bruin valt te lezen dat Ruisdael zich vaak niet hield aan de verhoudingen van de gebouwen en torens die je in de verte op het schilderij kunt ontwaren. Er blijkt sprake te zijn van allerlei topografische onnauwkeurigheden. Vooral bij het stukje Haarlem tussen de Bavotoren en Nieuwekerkstoren verwierf Ruisdael zich soms vrijheden die in dienst stonden van de totale compositie. Kwalijk? Echte historici zal het waarschijnlijk opvallen, maar ons als globale kijkers nauwelijks. Voor mij persoonlijk is het nauwelijks voor te stellen hoe iemand zonder hulp van fotografie zulke landschappen heeft weten vast te leggen. Op deze tentoonstelling hangen er een paar en ik vind ze stuk voor stuk geweldig. Dat zal mede komen omdat ik een paar jaar in Overveen aan de voet van het Houtmanpad woonde, de omgeving waar zich ooit de blekersnijverheid heeft afgespeeld.
Over verhoudingen gesproken. Op deze tentoonstelling zijn soms verrassende stadstaferelen te zien. Neem het schilderij ‘De Grote Houtstraat (gezien vanaf de Peuzelaarsteeg tot de Anegang‘ van Nicolaes Hals (een zoon ván, 1628-1686). Tussen de trapgevelhuizen is al enige activiteit te ontwaren, ook al is het nog vroeg in de ochtend. De afgebeelde figuurtjes bewegen zich voort in de schaduw, maar vooral in het oog springt de Grote of St. Bavokerk, waarvan de verhoudingen niet helemaal lijken te kloppen.
Dat is ook het geval op het paneel ‘De Grote of St.-Bavokerk vanaf de Oude Groenmarkt‘ van Cornelis Gerritsz Decker (1615-1678). We zien de rij winkeltjes aan de voet van de kerk waar handelaren hun uitgestalde koopwaar aanbieden. Decker stoorde zich niet aan de verhoudingen en schilderde een gigantisch kerkgebouw, waarschijnlijk om het monumentale aspect van het bouwwerk te benadrukken. Tegenwoordig bevindt zich op dat pleintje een beeldhouwwerk van Marinus Boezem dat bestaat uit de letters A en Z, wat een ode verbeeldt aan het literaire werk van de roemruchte tekstdichter en schrijver Lennaert Nijgh (1945-2002). Hoe laat het is op het schilderij van Cornelis Decker is niet waar te nemen. De torenklok van de Grote Kerk heeft geen wijzers. In het midden van de geschilderde wijzerplaat schijnt een gaatje te zitten, dat is dichtgestopt. Dat kan betekenen dat er zich aan de achterzijde van die plek van de klok ooit een uurwerkje heeft bevonden, dat echte wijzertjes aan de voorzijde van het schilderij aandreef.
Gerrit Adriaensz. Berckheyde (Haarlem, 1638-1698) kreeg een kunstenaarsopleiding van zijn oudere broer Job Berckheyde en grootmeester Frans Hals. Tussen 1654 en 1660 maakten beide broers een reis door Duitsland. Toen ze terugkeerden naar de Spaarnestad betrokken ze een huis naast de Grote of St.-Bavokerk. Saillant detail: Gerrit Berckheyde is uiteindelijk verdronken in de Brouwersvaart, nadat hij een herberg had bezocht en een omweg wilde vermijden. Maar niet vóórdat hij zijn geweldige stadsgezichten van zijn woonplaats (maar ook van Amsterdam en Den Haag) op doek vastlegde. Fenomenaal is zijn doek ‘De Grote Markt gezien naar de Grote of Sint-Bavokerk‘ uit 1696 (zie afbeelding hierboven). Het is een van zijn laatste schilderijen, waar helaas geen voortekeningen van bewaard zijn gebleven. Op het schilderij heeft Berckheyde een tikje gespeeld met de werkelijkheid door de noordelijke gevelrij (waar nu café-restaurant Brinkmann zich nog steeds bevindt) iets naar buiten te draaien, waardoor een weids panorama op het plein ontstaat. En er is nóg iets waarmee Berckheyde de werkelijkheid een beetje romantiseert: de figuren op het plein zijn allemaal vertegenwoordigers van de gegoede burgerij, keurig flanerend met wandelstok of hoog gezeten op een paard. Het gezichtspunt is vanaf de plek waar nu het VVV-kantoor zich bevindt. Op het plein is geen rommel te zien, geen honden- of paardenpoep, geen dakloze. Berckheyde verbeeldt de Grote Markt op zijn mooist. Een fraai staaltje Haarlem Marketing avant la lettre. Overigens schilderde Berckheyde het marktplein vanaf verschillende gezichtspunten, zoals ook vanuit de zogeheten Pandpoort (links gelegen vanaf het bordes van het stadhuis), vanuit de Smedestraat en ook vanaf gezichtspunt de Riviervischmarkt.
Voor wie geen kenner is van het oeuvre van Berckheyde (zoals ondergetekende) biedt deze tentoonstelling heerlijke verrassingen. Ik wil er twee noemen. Bijzonder is het doek ‘Brouwerij De Passer ende Valk aan de Bakenessergracht‘ uit 1662 (zie hierboven), omdat de gracht en gebouwenrij met trapgevels vooral schaduwrijk zijn afgebeeld, om niet te zeggen ‘donker’. Links bevindt zich de brouwerij (gevestigd op nummer 84) met op de kade werknemers die bezig zijn een schuit te beladen. Berckheyde heeft als standpunt de noordelijke kade van de Bakenessergracht gekozen. Daarvan zie we enkel een bomenrij en een vrouw met emmer die – voorovergebogen – iets uit de gracht vist. Het contrast tussen licht en donker en de schaduwwerkingen zijn voortreffelijk.
Gerrit Berckheyde koos als Blik op Haarlem niet enkel het centrum: ook de noordelijke kant van Haarlem werd op zeker moment interessant voor kunstenaars. In de loop der tijden kreeg de wens om de stad uit te breiden gestalte met bouwwerkzaamheden in alle richtingen. In 1676 maakte Laurens Vincentsz van der Vinne (1658-1729) een roodkrijttekening van de Kruispoort en noordelijke stadsmuur ten tijde van de afbraak. Op de tekening is de stadssingel al gedempt en zien we poort en muur in ruïneuze toestand.
In het jaar 1671 werd begonnen met de bouw van nieuwe vestingwerken voor Haarlem in noordelijke richting. Gerrit Berckheyde maakte daar een schilderij van (zie hierboven). Op de voorgrond zijn arbeiders bezig met baggerwerkzaamheden en het afvoeren van zand en modder met behulp van een baggermolen en kruiwagens. Een keurig geklede heer staat bij de baggermolen niet zonder trots toe te kijken. “Je hebt altijd luxepaarden en werkpaarden”, denk je er onwillekeurig bij. Op de achtergrond is het silhouet van het centrum te zien met de Grote of St.-Bavokerk (en andere kerktorens) maar ook op rechts het ‘Armekinderhuis’ (dat zich bevond waar nu de Kinderhuissingel is) met daarvóór weer de zogeheten Pinkmolen. Koeien kijken aan de rechterzijde enigszins nieuwsgierig toe.
Het is nu half december. De donkere dagen rond de naderende feestdagen. Eigenlijk is die hele decembermaand een nogal duffe periode, gruwelijk goed beschreven in de roman ‘De Avonden‘ van Gerard Reve. Als je nog geen neut voor je neus hebt staan krijg je er subiet zin in, zoiets. Maar alvorens uzelf een glas in te schenken doet u er goed aan om zich richting het Groot Heiligland te begeven. Kijk vooraf goed naar de openingsdagen- en tijden, die kunnen vanwege de feestdagen afwijken. Laat u bekoren door de meesters van de zeventiende eeuw en verruim uw Blik op Haarlem.
In een volgend artikel (dat over enige tijd zal verschijnen op Spaarnestroom) kiezen we de blik op de stad vanuit de meer stedenbouwkundige en architectonische kanten.
Tentoonstelling ‘Blik op Haarlem, Ruisdael – Berckheyde – Van Goyen’, tot en met 7 januari 2024 in het Frans Hals Museum, Groot Heiligland 62, Haarlem. Bij de tentoonstelling is ook een boek verschenen uitgegeven door Waanders Uitgevers, Zwolle. Voor slechts twee tientjes lees je alle achtergronden over deze fraaie expositie. ISBN 978 94 6262 502 0
Blik op Haarlem – Frans Hals Museum
Blik op Haarlem – zand, water, vest, stad | ABC Architectuurcentrum Haarlem (architectuurhaarlem.nl)
Ben diverse keren in het Frans Hals geweest en niet voor niets uiteraard. Ik vind het artikel een prima weergave geven van van wat er zoal te zien is in deze BLIK OP HAARLEM. Geen hoogdravend taalgebruik, dus ook voor liefhebbers van kunst zonder academische achtergrond een goed leesbaar stuk. Een opmerking mijnerzijds is wellicht is een tentoonstelling van hedendaagse Haarlem-schilders uit de omgeving Haarlem een leuke variant op deze tentoonstelling. Want ook nu worden er nog prachtige kunstzinnige schilderijen, foto’s en andere Haarlem gerelateerde werken gemaakt.
Wat een heerlijk artikel. Ik ga nog deze kerstvakantie naar de tentoonstelling!